Het verhaal

Zoals hier is te lezen, zijn er meerdere personen die de kapitein van de Vliegende Hollander kunnen zijn. Om de kapitein toch een naam te geven, gebruik ik hier ‘Willem van der Decken’.

Het is Eerste Paasdag, ergens in de 17e eeuw. De Nederlandse economie bloeit tijdens de Gouden Eeuw en alle zeelui proberen het snelst op hun bestemming aan te komen. Eén kapitein gaat daarin wel heel ver. Willem van der Decken beveelt zijn mannen de laatste dingen aan boord te brengen en het schip klaar te maken om uit te varen. Zijn mannen aarzelen. Is uitvaren op een zondag, met Pasen nog wel, een goed idee? Zal dat niet zorgen voor een ramp? De stuurman vertelt Van der Decken over de twijfels aan boord, maar de kapitein negeerde de bezwaren en voer uit. Op een gegeven moment, bij Kaap de Goede Hoop, kwam het schip in een hevige storm terecht. Na enkele dagen was het nog niet veel opgeschoten, en kapitein Van der Decken raakte zeer gefrustreerd. Hij schreeuwde: “God of de duivel, de Kaap vaar ik om, al moet ik varen tot het laatste oordeel!” Het schip, de kapitein en de bemanning werden vervloekt. Ze varen nu voor eeuwig rond, gedoemd om nooit meer land te zien door de arrogantie van de kapitein. Af en toe wordt er een sloep gestuurd naar passerende schepen, met de vraag of de bemanning (van dat andere schip) brieven wil bezorgen. Als deze brieven bezorgd worden, blijkt vaak dat de geadresseerden allang zijn overleden. Ook is de kans groot dat de bemanning van het langskomende schip nu is vervloekt door de Vliegende Hollander. Al met al ben je beter af als je tijdens je reis niet in aanraking komt met de Vliegende Hollander…

 

In veel verhalen wordt het schip omschreven als een schip dat niet uit deze tijd komt. Het zou rode zeilen hebben die altijd bol staan, zelfs wanneer er tegen de wind in wordt gezeild. Ook zou, volgens een aantal verhalen, de bemanning stilstaan, alsof ze zijn vastgezet op het moment dat het schip werd vervloekt.